In het Statenvoorstel Actualisatie Kader Regionaal Programmeren Wonen en Werken stond over de uitbreiding van bedrijventerreinen als beslispunt voorgesteld: "het onder voorwaarden ruimte bieden voor de vervangingsvraag als gevolg van transformatie van bedrijventerrein".
De VVD is er voor dat als er een bedrijventerrein moet plaatsmaken voor woningbouw, dat dan vervangende ruimte wordt geboden aan de ondernemers die daar hun bedrijf hadden, en dat dan ook bestaande bedrijventerreinen daarvoor worden uitgebreid en nieuwe worden aangelegd.
Sterker nog, we hebben dit punt zelf op de agenda moeten zetten. Het zat namelijk niet in de modellen van Gedeputeerde Staten op basis waarvan het (in onze ogen te beperkte) ruimte toekent aan uitbreiding danwel vestiging van bedrijventerreinen in gemeenten. En we hebben er best voor moeten knokken om hier politiek draagvlak voor te krijgen. Voor zover, prima dus.
Maar als er staat "onder voorwaarden" dan ben je natuurlijk benieuwd, welke voorwaarden. Een goed besluit vermeldt die voorwaarden, en laat ze niet onduidelijk zijn. In de vragenronde voor de commissiebehandeling heb ik dus gevraagd wat die voorwaarden zijn, waar ze in de tekst staan (ik kon ze niet zo vinden) en waarom ze niet in het besluit staan.
Voor de voorwaarden werd door GS verwezen naar een paar regels in het statenvoorstel waar echter niet bij stond dat dit de voorwaarden zijn. Ze waren niet opgenomen in het besluit omdat dit het besluit te lang zou maken.... Het was verleidelijk om er zelf eens voor te gaan zitten.
Dat leidde tot een amendement waardoor het geciteerde beslispunt als volgt ging luiden: “ruimte te bieden voor de vervangingsvraag als gevolg van een raads- en/of collegebesluit tot transformatie van bedrijventerreinen. Deze ruimte is uit ervaring 80% van het te transformeren areaal netto uitgeefbaar bedrijventerrein.”
De gedeputeerde erkende dat dit een betere tekst was (en blijkbaar niet te lang). Het amendement is aangenomen en daarmee weten ondernemers en gemeenten waar ze aan toe zijn. Ook dat behoort soms tot het werk van Statenlid.