De regio Utrecht is aantrekkelijk om te wonen, te werken en te recreëren. Bovendien is Utrecht op het gebied van mobiliteit de draaischijf van Nederland. De vraag naar mobiliteit zal met de groei van de ‘Metropool Regio Utrecht’ alleen maar sterker toenemen. De VVD heeft tijdens de bespreking van de omgevingsvisie ingezet op slimme opties om van A naar B te komen, het beter op elkaar laten aansluiten van verschillende vervoersvormen, het wegnemen en voorkomen van verkeersknelpunten en het creëren van de infrastructurele voorwaarden om woningbouw in Rijnenburg mogelijk te maken.
De VVD vindt dat bij een multimodaal mobiliteitsbeleid evenredige aandacht behoort te zijn voor alle soorten van vervoer én keuzevrijheid voor de reiziger. De groei van de regio vraagt aanvullend om een schaalsprong in het OV en het aantrekkelijker maken van het gecombineerde gebruik van verschillende vervoersvormen in de reis- en vervoersketen. Tegelijkertijd vindt de VVD het belangrijk om, mede als gevolg van Corona, belang te hechten aan de groeiende behoefte naar meer individueel vervoer. Dit betekent dat, behalve de aanleg van meer veilige (snel-)fietspaden, ook de provincie haar verantwoordelijkheid moet nemen voor het door reizigers gewenste en/of noodzakelijke autogebruik in het mobiliteitsnetwerk. Autogebruik waarbij overigens de elektrificatie steeds meer positief gaat bijdragen aan de klimaatdoelstellingen. Daarnaast moeten alternatieven, zoals goed openbaar vervoer, smart mobility diensten, thuiswerken en andere werk- en schooltijden ook bijdragen aan een betere benutting van de infrastructuur.
Het huidige college, bij monde van gedeputeerde Huib van Essen (GroenLinks), sprak tijdens de bespreking van de omgevingsvisie openlijk uit, dat de automobiliteit in de provincie moet worden beperkt. Illustratief is ook de eerdere uitspraak in de media van gemeentelijk wethouder Lot van Hooijdonk(GroenLinks), waarin zij zegt ‘bakfietsen als mooi alternatief voor een eigen auto’ te zien. Daar staat tegenover dat voormalig D66 coryfee, Alexander Pechtold, als huidig CBR-directeur in de media zegt ‘We (CBR) zijn een cruciale schakel in de economie. Als mensen hun rijbewijs niet kunnen halen, dan vallen ze buiten de boot en kunnen zij niet aan de slag in de maatschappij’.
Op het gebied van automobiliteit en weginfrastructuur wijken de opvatting en de ideeën van de VVD sterk af van de visie van het huidige college. Desondanks heeft de VVD geprobeerd om met amendementen en een motie op het onderwerp mobiliteit, het richtinggevende beleid van het college in de omgevingsvisie bij te sturen, nader te concretiseren of opties open te houden. Dat is deels gelukt. Ons voorstel is aangenomen om het overstappen op andere vervoersvormen bij knooppunten aantrekkelijker te maken met voldoende parkeer-, fietsenstalling- en oplaadvoorzieningen. Ook is ons voorstel aangenomen om voor de beleving van acceptabele en betrouwbare reistijd, die begint met het dichttrekken van de voordeur, voortaan met één maat te meten voor alle vervoersvormen. Verder is ons voorstel aangenomen om het doortrekken van hoogwaardige OV-verbindingen ook als optie in de omgevingsvisie open te houden (helaas op termijn) voor de polder Rijnenburg, om dit gebied bereikbaar te maken voor woningbouw.
De motie, die wij hebben ingediend met de PvdA en 50Plus, om vroegtijdig met vervolgonderzoek te starten naar de infrastructurele mogelijkheden in Rijnenburg heeft het helaas, met één stem verschil, niet gehaald. Hoewel we voor deze motie zondermeer hadden gerekend op de steun van JA21, hebben zij zeer verrassend tegen deze motie Rijnenburg gestemd. Een laatste amendement om vooral het concrete knelpunt van op- en afritten bij de aansluiting van provinciale wegen op snelwegen te benoemen heeft het niet gehaald. Het college vond dit voorstel overbodig en heeft dit in haar advies ontraden. Ons voorstel om proactief en tijdig onderzoek naar en noodzakelijke reconstructie van infrastructuur toe te voegen aan de basisprincipes van verstedelijking werd eveneens door het college ontraden. We komen hierop terug bij het afwegingskader woningbouwlocaties in de regionale programmering