De Statenvergadering van 9 februari jl. kende twee onderwerpen die verband hielden met het aandachtsgebied Mobiliteit. Het eerste onderwerp was het voorstel tot extra financiering voor verbreding van de Rijnbrug bij Rhenen. Het tweede onderwerp ging over het mogelijk uit de vaart nemen door Rijkswaterstaat van het veerpontje bij Nieuwer Ter Aa over het Amsterdam-Rijnkanaal. De discussie bij beide onderwerpen ging feitelijk over de rol die de Provincie kan pakken om zeker te stellen dat het maatschappelijke belang van beide verbindingen in stand blijft.
De verbreding van de Rijnbrug bij Rhenen is al vele jaren een veelbesproken onderwerp. Het project voorziet in verbetering van de regionale leefbaarheid, bereikbaarheid en economie. Bovendien is de verbreding een randvoorwaarde voor gewenste uitbreiding van woningbouw. De Rijnbrug vormt een verbinding tussen de provincies Utrecht en Gelderland en beiden hebben dus een belang bij realisatie van het project. Hierop is een bestuurlijk akkoord gebaseerd waarin beide provincies bijdragen aan de financiering van het project. Echter, recent is gebleken dat de totale projectkosten aanzienlijk hoger uitpakken. In de statenvergadering is het voorstel besproken om vanuit de Provincie Utrecht extra geld te reserveren om haar proportionele bijdrage aan het tekort te leveren. Met overgrote meerderheid hebben de Staten hiermee ingestemd. Maar omdat Gelderland vooralsnog niet bereid blijkt om eveneens haar bijdrage aan het tekort te leveren, heeft de VVD een motie ingediend om het college een extra steuntje in de rug mee te geven. Onze motie, mede ingediend door verschillende andere partijen, is met een zeer ruime meerderheid van stemmen aangenomen. Om de tekst van de motie nog na te lezen, klik op de link.
Het veerpontje bij Nieuwer Ter Aa is een veelgebruikte verbinding door voetgangers en fietsers en wordt met name ook veel gebruikt door scholieren. De berichten over het mogelijk uit de vaart nemen van dit pontje, zonder dat daarbij sprake was van een acceptabel alternatief, vormde voor de VVD samen met 50PLUS aanleiding om hier toelichtende vragen over te stellen aan het college. De behandeling van onze vragen werd gecombineerd met een ingediende motie door de SGP/CU, die na beantwoording van onze vragen door ons werd gesteund. Behalve dat het veerpontje voorziet in een belangrijke verbinding en onderdeel uitmaakt van provinciale fietsroutes, zouden er 130 jaar geleden afspraken zijn vastgelegd in een convenant, die het opheffen van het veerpontje niet zomaar mogelijk maakt. De Staten waren overtuigend in haar mening en hebben het college opgeroepen om ook in deze situatie het verbindende gesprek aan te gaan met de betrokken Gemeente Stichtse Vecht en Rijkswaterstaat om de ontstane commotie weer tot bedaren te brengen en tot een oplossing te komen.